Bijzonder onderwijs

Het bijzonder onderwijs en de mogelijkheid tot richtingbedenkingen

 

In Nederland bestaat de unieke situatie dat ouders kunnen kiezen voor bijzonder onderwijs dat door het rijk bekostigd wordt. De vrijheid van onderwijs werd in onze Grondwet vastgelegd in 1848 en de financiële gelijkstelling van het bijzonder en het openbaar onderwijs werd geregeld bij de Pacificatie van 1917.

 

‘Richting’ in het bijzonder onderwijs

 

Ongeveer tweederde van alle Nederlandse schoolkinderen bezoekt een school voor bijzonder onderwijs. De overigen gaan naar het openbaar onderwijs. De richting van een school bepaalt onder meer of de school voor bekostiging in aanmerking komt, het is voor bijzondere scholen een stichtings- en een financieringsvoorwaarde. In Nederland is een beperkt aantal richtingen door de overheid erkend als richting voor de wet.

De brief die staatssecretaris Dekker in juli 2013 naar de Tweede Kamer stuurde, was een reactie op het rapport van de Onderwijsraad, ‘Artikel 23 Grondwet in maatschappelijk perspectief’. Naast de kwestie van richtingbedenkingen stelt de staatssecretaris ook het richtingvrij plannen, het ‘van kleur verschieten’ in het basisonderwijs en het leerlingenvervoer op basis van geloofsovertuiging (signatuurvervoer) aan de orde.

De beleidsvoorstellen tornen stuk voor stuk aan de bescherming van de keuzevrijheid van ouders binnen het bijzonder onderwijs. Het voorstel voor bezwaarde ouders gaat het verst en dat niet alleen voor de bezwaarde ouders zelf. Wordt het voorstel om gemoedsbezwaren onmogelijk te maken doorgevoerd, dan moeten alle ouders in Nederland zich tevreden stellen met het in en om hun woonplaats aangeboden onderwijs, ook wanneer dit niet strookt met hun levensovertuiging.

Op dit moment zijn gemeenten nog wettelijk verplicht om hun ingezetenen een subsidie te verstrekken ten behoeve van vervoer naar scholen van de eigen geloofsovertuiging. In gesprek met de VNG heeft de staatssecretaris aangegeven dat leerlingenvervoer in beginsel de verantwoordelijkheid is van de ouders. Hij wil gemeenten de bevoegdheid geven om zelf te beslissen hoe ze hun budget voor leerlingenvervoer aanwenden. De grondslag van geloofsovertuiging is dan niet meer bindend.

 

Richtingvrije planning

 

Op dit moment floreert het bijzonder onderwijs. Er geldt een zekere bescherming en vrijheid in de omgang met bijvoorbeeld de kerndoelen. Deze vrijheid van richtingArtikel 23, lid 5, van de Grondwet: De eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs te stellen, worden bij de wet geregeld, met inachtneming, voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting is in de Grondwet vastgelegd en waarborgt dat ouders op grond van hun levensovertuiging nog iets te kiezen hebben.

De staatssecretaris stelt voor om bij stichting van nieuwe scholen (bijvoorbeeld in nieuwbouwwijken) de richting nog niet vast te leggen. Wanneer de school alsnog een statutaire richting krijgt, blijft in het betoog onduidelijk. De formulering geeft zelfs aanleiding te denken dat scholen permanent ‘richtingvrij’ of ‘richtingloos’ kunnen zijn.

Echter, dit voorstel tast in de praktijk de rechtspositie aan van de bijzondere scholen die nu wél een richting voeren. Voor hen vormt de richting immers een grondslag voor financiering, maar deze zekerheid vervalt in de nieuwe plannen. Ook bestaat zonder ‘richting’ het fundament onder de ‘vrijheid van richting’ niet meer.

 

Van kleur verschieten: de meerderheid bepaalt

 

Staatssecretaris Dekker wil ouders de mogelijkheid geven om de richting van een school te wijzigen via een democratisch proces van stemming. Een bijzondere school die nu bijvoorbeeld protestants-christelijk is, kan dan een andere richting aannemen indien een meerderheid van ouders dit wenst.

Dit lijkt een mooie ontwikkeling, omdat de richting van de school na een dergelijke wijziging de wens van de groep ouders wellicht beter weerspiegelt. In de praktijk zijn er een aantal nadelen:

1. Deze maatregel leidt, net als de ‘richtingvrije planning’, tot een verdere devaluatie van het begrip richting in het algemeen. Indien de richting van een school inwisselbaar is, wekt dit de indruk dat de geloofsovertuiging van een gezin ook inwisselbaar is.

2. Geeft de meerderheid de doorslag, dan wordt de groep die juist bewust voor de oorspronkelijke richting gekozen had benadeeld en blijft er altijd een minderheidsgroep die zich minder in de nieuwe richting kan vinden. Hoe wordt in hun behoeften voorzien? Democratie mag nooit ontaarden in een alleenheerschappij van de meerderheid.

 

Leerlingenvervoer op basis van levensovertuiging (signatuurvervoer)

 

Nederland kent op vele plaatsen streekscholen voor bijzonder onderwijs van een bepaalde richting. De geografische spreiding van de leerlingen is zodanig dat de school voor een deel van hen verder van de ouderlijke woning ligt dan gebruikelijk. Voor leerlingen van het speciaal onderwijs kan het leerlingenvervoer ook het karakter hebben van signatuurvervoer. Zij moeten vaak al verder reizen naar school en het leerlingenvervoer kan hen mede in staat stellen om waar mogelijk een school van de eigen geloofsovertuiging te bezoeken.

De staatssecretaris zegt in zijn brief: ‘Op basis van de veranderende omstandigheden is het daarom de vraag of de overheid nog wel een rol moet spelen in het leerlingenvervoer op basis van geloofsovertuiging.’ De huidige financiële bijdrage stelt de ouders die er gebruik van maken  in de gelegenheid om hun geloofsovertuiging in de keuze van een school tot uitdrukking te laten komen.

Op dit moment laat de staatssecretaris dit onderwerp rusten, maar zou de overheid op termijn beslissen om deze regeling te versoberen of te laten vervallen, dan wordt het ook door die maatregel moeilijker voor ouders om het gewenste onderwijs voor hun kinderen te kiezen. Ouders die zich niet alleen aan de Nederlandse overheid, maar ook aan God verantwoording schuldig weten, zien zich dan voor gewetensvragen gesteld.

Op dit moment zijn gemeenten nog wettelijk verplicht om hun ingezetenen een subsidie te verstrekken ten behoeve van vervoer naar scholen van de eigen geloofsovertuiging. In een bestuurlijk overleg met de VNG heeft de staatssecretaris aangegeven dat leerlingenvervoer in beginsel de verantwoordelijkheid is van de ouders. Hij wil  gemeenten de bevoegdheid geven om zelf te beslissen hoe ze hun budget voor leerlingenvervoer aanwenden. De grondslag van geloofsovertuiging is dan niet meer bindend.

 

En dan ook geen mogelijkheid meer voor richtingbedenkingen?

 

Nu valt er voor veel van de beleidsvoorstellen van de staatssecretaris best iets te zeggen, want het spreiden van scholen en het reguleren van leerlingaantallen wordt hiermee een stuk gemakkelijker. Dit levert op termijn ongetwijfeld een flinke besparing op. Maar wat betekent de oplossing van het ministerie voor de minderheid die in gewetensnood komt door de gevolgen van dit beleid?

De voorgestelde maatregelen van de staatssecretaris krijgen een grimmig karakter als ouders eerst de mogelijkheid tot richtingbedenkingen wordt ontnomen. We kunnen het niet beter zeggen dan twee voorvechters van het bijzonder onderwijs, de heer Pieter Jongeling en dr. Abraham Kuijper:

 

Ondanks de vele bezwaren en de moeilijkheden die ik zie, zou ik toch de mogelijkheid tot het geven van dit schriftelijk onderwijs – en van huisonderwijs in het algemeen – niet willen wegnemen. Ik wil dit ontsnappingsluik graag behouden, al is het maar voor een nog zo kleine groep, juist omdat het gaat om het recht van de ouders en om het zoveel mogelijk samenhouden van het gezin.

– Dhr. P. Jongeling – 15 februari 1968 bij de behandeling van de Leerplichtwet 1969 in relatie tot het onderwijs aan schipperskinderen

 

Ik ben ook vader, en dan zeg ik, dat mijn vaderhart lijden, dat men mijn geweten grieven zou, zoo men mij dwong mijn tweetal zonen die God mij gaf, af te staan aan een onderwijs, dat ik krachtens mijn persoonlijk recht, waarvan ik God alleen verantwoording doe, schadelijk acht en verfoei. Maar neen, men dwingt mij niet. Vind ik geen school, dan zal ik ze zelf onderwijzen.

– Dr. Abraham Kuijper – ca. 1869, in: Het beroep op het Volksgeweten; Dr. Kuijper kreeg zelf tot zijn twaalfde huisonderwijs van zijn vader

 

Daarom is het voor iedereen die het bijzonder onderwijs in Nederland een warm hart toedraagt van levensbelang dat de mogelijkheid tot richtingbedenkingen in de wet blijft bestaan.

1. Als een school van de gewenste levensovertuiging sluit, moet de mogelijkheid van richtingbedenkingen voor ouders een reële optie zijn

2. Als een school ‘van kleur verschiet’ moeten ouders die zich niet met de nieuwe richting kunnen verenigen de mogelijkheid hebben zich hieraan te onttrekken en een alternatief kunnen vinden, desnoods via richtingbedenkingen

3. Als het leerlingenvervoer op basis van levensovertuiging wegvalt, moeten ouders desgewenst hun gewetensvrijheid kunnen behouden door een vrijstelling op basis van richtingbedenkingen